De locatie – of positie – van een draagbaar horloge, een gewoon horloge of een houten horloge, kan een aanzienlijke invloed hebben op de nauwkeurigheid ervan. De redenen hiervoor zijn de effecten van de zwaartekracht van de aarde, de wrijving van de assen in hun lagers en een eventuele onbalans tussen balans, veer en echappement. De effecten zijn verschillend in verschillende lagen, daarom spreekt men van een laagfout, die altijd aanwezig is.
Wat is een positiefout in een mechanisch horloge?
Dit is de term die wordt gebruikt om het fenomeen te beschrijven dat een horloge verschillende nauwkeurigheidsgraden heeft in verschillende posities. Om positiefouten grotendeels te compenseren wordt er voornamelijk gewerkt aan het balanswiel en de veer en wordt het horloge op deze manier geregeld. Deze regeling vindt plaats in verschillende maar nauwkeurig gedefinieerde posities, die ook worden gebruikt als basis voor het testen van de nauwkeurigheid en het certificeren van horloges als chronometers. Terwijl de chronometercertificering door de Contrôle officiel suisse des chronomètres (COSC) en ook door het Duitse testcentrum voor chronometers in Glashütte wordt gecontroleerd in vijf standen – wijzerplaat boven, wijzerplaat onder, kroon boven, kroon onder en kroon links – checken sommige fabrikanten ook in de zesde laag – kroon rechts. De kroonstanden worden ook wel verticale of – teruggaand naar het zakhorlogetijdperk – hangende standen genoemd en de wijzerplaatstanden horizontaal of liggend. Aangezien de kroon in hedendaagse horloges op alle mogelijke plaatsen terug te vinden is – op twee uur, vier uur, twaalf uur – zijn de metingen in de verticale standen ook gebaseerd op de wijzerplaat en dus vergelijkbaar voor alle horloges, ongeacht waar de kroon zich bevindt. De respectieve oriëntatie geeft aan dat de bijbehorende wijzerplaat in de twaalf uur-positie staat, d.w.z. bovenaan – “3H” staat bijvoorbeeld voor drie uur bovenaan, wat overeenkomt met de positie van de kroon bovenaan . “6H” betekent zes uur omhoog, d.w.z. kroon aan de linkerkant enzovoort.
Om een chronometertest te doorstaan, moet het gemiddelde dagtarief, dat wil zeggen de gemiddelde waarde tussen de afzonderlijke posities, tussen min vier en plus zes seconden liggen. Om deze waarden te bereiken, volgen de fabrikanten zeer verschillende strategieën in de regelgever. Ze houden bijvoorbeeld rekening met de posities waarin de klokken vaker staan dan andere – bijvoorbeeld naar boven gericht als ze aan een bureau zitten, of ‘9H’, negen uur omhoog (kroon omlaag) als ze lopen. Omdat de positiefout tussen de afzonderlijke posities kan worden gecompenseerd, houdt de chronometertest ook rekening met het verschil tussen de horizontale en verticale posities, dat niet groter mag zijn dan min zes en plus acht seconden per dag. De snelheid van een horloge is echter ook afhankelijk van het gedrag van de drager, waardoor niet elke positiefout gecompenseerd kan worden. Horlogemakers raden daarom ook aan om een nieuw gekocht horloge na het inlopen enkele weken aan de pols te laten controleren en zo nodig bij te stellen.